Toen in de jaren vijftig er veel Nederlands-Indiërs naar Nederland kwamen, namen ze heel veel tradities mee. Die tradities hadden vaak te maken met eten. Eén van die tradities is het bij elkaar komen van familieleden na een overlijden.
Veertig dagen na het heengaan van een dierbare, kwamen familieleden nog eens bij elkaar. Dan gingen ze met elkaar eten en aten ze vooral ook het lievelingseten van de overledene. Ik kan mij nog goed herinneren dat ik bijvoorbeeld Nasi Kuning te eten kreeg op zo'n herdenkingsbijeenkomst van mijn opa. Niet op een bord, maar op een bananenblad. Voor de overledene was ook ingedekt aan tafel.
Het idee achter de veertig dagen is dat de geest van de overledene na veertig dagen kan gaan rusten. Met deze bijeenkomst brachten geliefden een ode en hielpen ze de overledene op weg.
Deze traditie raakt steeds verder buiten beeld. Maar Indiërs zullen altijd iets blijven hebben met eten. Eten deel je met elkaar. Als jij eet, eet iedereen in je gezelschap. En gelukkig zien we die traditie steeds meer verweven in de Nederlandse samenleving.