Vanuit de slacht zijn vroeger talloze soorten worst ontstaan die we tegenwoordig nauwelijks nog kennen en waar we zelfs met enig afgrijzen tegenaan kijken. In deze bijdrage aan ´mijn wagen vol verhalen´ een paar soorten die minder ´lekker´ in het gehoor liggen. Hoewel de smaak alleszins meevalt, als je van te voren niet weet wat er inzit. Zo kennen we verschillende streekbenamingen voor een zelfde basis: de resten van de slacht. Riestewors, gorstwors, klungelwos, kelle- of ploddewos, gadderworst, zoereworst en er zijn vast nog veel meer plaatselijke benamingen. Van de meeste worsten zijn de bereidingen niet echt meer bekend. Soms kom je nog een slager tegen die ze, uit nostalgische overwegingen, verkoopt. Kijk maar eens onder de link streekrecepten.
Zoerworste
Een worst gemaakt van grof roggemeel en vers vet spek. Deze brij van gekookt spek, bouillon van het gekookte spek en meel werd door elkaar gemengd en gekruid met vaak niet meer dan peper en zout. De worst werd ook wel gemaakt met een vulling van rijst of gort in plaats van meel en werd dan ‘riestewors of gortwors’ genoemd. Na stevig gemengd te hebben ging het deeg in een dikke runderdarm en werden er ringen van gemaakt die dicht gestoken werden met ‘worstepinnen’ (foto). De naalden van de sleedoorn. De worst werd vervolgens opgehangen in de wieme of weggelegd op een plank ergens op een droog en warm plekje en bleef liggen tot deze volledig was verzuurd. Dat was na twee tot drie weken het geval. Het spek was dan bijna vergaan. De zoerworst werd bij voorkeur op de ‘Moos’ boerenkool gelegd waardoor het zure van de worst helemaal door stamppot trok en daar was men kennelijk gek op. Bij het aansnijden op het bord viel de worst vrijwel helemaal uit elkaar.
Longewos
Voor de longewos, die op de Veluwe ook wel klongelwos werd genoemd werden de longen van een varken gebruikt. Vandaar de vaak wat donkere kleur. Ook ging er wel ander afvalvlees doorheen, als resten van de kop en het hart evenals de snippers die overbleven van het in stukken snijden van het varken na de slacht. De worst bedierf snel en werd dan gasterig (sterk) en kon dus niet lang bewaard worden. De worst ging bij voorkeur in de arftensoep (erwtensoep) of bij de zoerkool (zuurkool).
Zwoerdjeswors
De worst dankt zijn naam aan het gebruikte zwoerd (varkenshuid). Van oorsprong is het een product dat werd gemaakt om de laatste niet echt bruikbare resten van het slachten te verwerken. Door er een worst te maken werd er niets van het varken weggegooid. De worst bestaat uit zwoerd, spek van de schouder en varkenssnippers. De kruiding bestaat uit peper en zout. De zwoerdjesworst (foto) is vrij licht van kleur en wordt tegenwoordig nog gegaard verkocht in Eibergen en Haaksbergen en heel even opgewarmd op de stamppot die voorhanden is.
https://www.eenwagenvolverhalen.nl/Eten-en-drinken/longewos-en-ander-lekkers.html#sigProId275ed67ace