Mijn vader, Slager Kwak, uit Winterswijk ken ik niet anders dan met ‘rode zakdoek’. Een gebruiksartikel dat voor alles en nog wat goed was. De boeren droegen hem om de hals tijdens het werk op het land en voor mijn vader was het in de zomer een veredelde poetslap waarmee hij ongerechtigheden opveegde en in de winter de handige doek waarmee hij luidruchtig zijn neus snoot. De zakdoek werd door mijn moeder keurig gewassen, gestreken en tot een klein vierkant model opgevouwen. Dat paste mooi in de broekzak. Zeker op zondag wanneer er een schone werd gepakt alvorens hij in zijn zondagse pak naar de kerk wandelde. Wanneer ik nu iemand zie met zo’n zakdoek dan moet ik nog steeds aan hem denken.