In 1935 begon het voor mij: het paasvuur bij ons in Lunteren. Dit vuur was elk jaar op tweede paasdag. Ik was 9 jaar en ging nog samen met mijn ouders naar het paasvuur. Vanaf een jaar of 13 mocht ik samen met vriendjes en vriendinnetjes naar het paasvuur. Ik moest wel stipt om 10 uur 's avonds thuis zijn.
De voorbereidingen begonnen al drie weken van tevoren. Samen met heel het dorp verzamelden we oud hout en gooiden we het op een berg in een veldje. Overal uit de omgeving kwam hout vandaan. Van de bomen en struiken, uit schuren waar we met ons karretje naartoe gingen om hout te halen en zelfs oud meubilair werd op de stapel gegooid. Het hele dorp bracht hout en afval. Uiteindelijk ontstond er een berg van drie meter hoog.
Om 9 uur, als het goed donker was, werd het vuur aangestoken. Wat een sensatie was dat! Voor ons was het echt een uitstapje. We dansten in een kring rond het vuur en zaten met elkaar te praten. Maar geen kattenkwaad! Want de dikke, toch wel enge, politieagent stond op de loer. En als je dan toch kattenkwaad uithaalde, stond hij gelijk naast je.
Op het moment dat het vuur uitging, gingen we met ons vriendje naar een van de kuilen die we tijdens het spelen overdag hadden gegraven. Daar gingen we dan met z'n tweeën tegen elkaar aan zitten en ja, je weet het wel.
Het paasvuur is ongeveer 25 jaar een jaarlijkse traditie geweest. In 1958, toen ik ging trouwen, werd de traditie opgeheven omdat mensen niet meer wilden. Ook het veldje waar het vuur was, is nu verdwenen. Het staat er nu vol met huizen.