Veel mensen hadden het vroeger niet zo breed, dus werkelijk alles van de koe werd gebruikt voor consumptie. Dat gold ook voor de biest, de eerste melk die de koe geeft nadat er een kalf geboren is. Sommige mensen zweren er bij.
De biest was dikker en geler dan gewone melk en zat vol met afweerstoffen, die natuurlijk goed zijn voor een kalfje. Voor het pasgeboren dier is dat een soort krachtvoer. Je kon er pap of pannenkoeken van maken maar je moest wel 12 uur wachten na de bevalling. De biest moest niet koken, maar wellen: langzaam warm worden op een vuurtje. Er moest de hele tijd worden geroerd want de biest mocht niet koken en klonteren.
Vaak werd er iets van suiker of honing bijgegooid omdat de biest van zichzelf een beetje wrange smaak heeft.