Het verhaal op rijm: "De Jonkvrouw op de torentrans” is al heel oud. Volgens overlevering declameerde mijn vader het al vlak na de oorlog. Het moet een vrij bekend werk geweest zijn in die tijd.
Uiteindelijk is het door mijn oude cabaretgroep H2SO4 , (vrienden en familie uit de padvinderij) in 1977 op het repertoire genomen en al zijn we in 1981 gestopt, we komen nog jaarlijks bij elkaar. Vaak komt de jonkvrouw voorbij. Voor het laatst afgelopen september op de bruiloft van twee kinderen van leden van het cabaret.
DE JONKVROUW -versie cabaret H2SO4
De jonkvrouw op de torentrans verloor zich in de mannenglans
En in verlangen naar haar Pieter, betekende zij zacht haar citer
Plots bevangt haar een gesidderd: hoort! het hoefgetrappel van een ridder
Zij herkent zijn blazoen en het geschal van zijn klaroen.
De ridder remt uit volle macht, maar slipt nog door tot aan de gracht.
de valbrug valt met dof gestommel
het paard er over met gerommel en terwijl de poortdeur piept en knarst, de jonkvrouw uit in tranen barst.
De meid nu op de toren : “Freule, mag ‘k u effe storen? Er is een heer om u te spreken.
Fiks heeft ze zijn kareke bekeken. Ja! Het is hem! De ridder uit haar dromen!
“ Ja, laat meneer maar boven komen.”
De ridder wachtte, feodaal, beneden in de ridderzaal
Hij trekt nerveusig aan zijn das en denkt “ wat stinkt het hier naar gas.”
Wordt weldra door de meid naar het trappenhuis geleid.
Snel nadert hij de hoogste trans en denkt: Aha, nu krijg ik sjans.
Hij duwt met zijn hoofd het luikje open en komt het platform op gekropen.
“ Schone jonkvrouw ik bemin u teder! Indien het mogelijk is, bemin mij weder.”
Een felle blos bedekt haar wang, zij aarzelt, maar dat duurt niet lang.
Dan stort zij zich aan zijne borst, terwijl zij tranen op hem morst en het gekietel van zijn baard
die onderwijl terloops verhaart, maakt haar volkomen week en mals.
Haar vader had met vaste hand een zijner buren plat gebrand.
Hij trekt zijn bloedig harnas uit als tot hem doordringt, een geluid.
Hij spitst daarom de goede oren en denkt “ Aha! ’t komt van de toren!
Maar dit lijkt niet op zwaardgekletter, dit lijkt veel meer op zoengespetter!"
Snel nadert hij de hoogste trans, het paar ontspringt niet aan de dans.
Hij duwt met zijn hoofd het luikje op een kier, wordt razend als een lamme gier en roept schuimbekkend door de spleet”
Meneer! Ik vind u een proleet!
De ridder, anders nogal tam, wordt op dit woord verbazend gram
Hij trapt met zijn voet het luikje dicht en knelt zodoende - t was een naar gezicht- zodoende in een tel of vijf
de pa het hoofd al van het lijf.
Een dikke straal geronnen bloed droop in zijn baard “ Ha , dat stond hem goed!”
De jonkvrouw nu is al verdriet, als zij het lijk des vaders ziet.
Ze steekt de ridder met haar blikken en zegt:” Je kunt voor mij part stikken!”
De ridder hij is gans versteend, zo erg had hij het niet gemeend.
Hij trekt zijn degen uit de hoes en steekt hem vierkant door zijn bloes.
De jonkvrouw nu staat gans te beven, hoe moet zij nu nog verder leven?
Rijgt aan zijn degen ook haar pens en rochelt zacht een laatste wens.