Ongel is de ouderwetse naam voor gesmolten rundvet. Het was de voorganger van een blok frituurvet dat we tegenwoordig nog wel gebruiken. Het verse vet dat na het slachten van een rund overbleef, werd eerst rauw, net als het varkensvet, fijngehakt en onder toevoeging van behoorlijk wat zout, uitgebakken en daarna gezeefd waarna men het liet afkoelen. De kaantjes gingen vervolgens warm op het brood met wat zout. De dikke plak die door het afkoelen op de bodem van de pan ontstond, werd even warm gemaakt zodat hij gemakkelijk uit de pan geklopt kon worden.
De ongel werd bewaard op een kruishout (twee kruislings vastgemaakte planken) die in de wieme hingen. Na het slachten van een rund waren er vaak wel vier stevig gevulde kruishouten. Zo was er de hele winter door vet voor de stamppot of om in te bakken. Niet zelden kwam het voor dat het vet bovenin de warme wieme op het laatst heel sterk ging smaken en ruiken. Niet echt lekker, maar weggooien was er niet bij.